1Wie gelooft dat Jezus de Messias is, is uit God geboren. Welnu, wie de Vader liefheeft, heeft ook liefde voor wie uit Hem is geboren. 2Hoe weten wij dat we de kinderen van God liefhebben? Er is maar één bewijs: dat we God liefhebben en ons houden aan zijn geboden. 3God liefhebben wil zeggen zijn geboden onderhouden, en zijn geboden zijn niet moeilijk te onderhouden, 4want ieder die uit God geboren is, overwint de wereld. En het wapen waarmee wij de wereld overwinnen, is geen ander dan ons geloof.
Jezus, de Zoon van God
5Wie anders kan de wereld overwinnen dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is? 6Hij is gekomen met water en bloed, Jezus Christus. Hij is niet door water alleen gekomen, maar door water en door bloed. De Geest getuigt het, omdat de Geest de waarheid is. 7Want er zijn drie getuigen, 8de geest, het water en het bloed, en deze drie stemmen overeen. 9Als wij het getuigenis van mensen aannemen, dan nemen we zeker dat van God aan, dat zoveel groter gezag heeft; God zelf waarborgt het getuigenis dat Hij heeft afgelegd aangaande zijn Zoon. 10Wie in de Zoon van God gelooft, draagt Gods getuigenis in zijn hart. Wie God geen geloof schenkt, maakt Hem tot een leugenaar, want hij weigert Gods eigen getuigenis over zijn Zoon te aanvaarden. 11En dit is de inhoud van het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven, en dat leven is in zijn Zoon. 12Wie de Zoon heeft, heeft het leven gevonden; wie de Zoon van God niet heeft, heeft ook het leven niet.Besluit
13Ik heb u deze brief geschreven om u ervan te overtuigen dat u eeuwig leven hebt, u allen die waarachtig gelooft in de naam van de Zoon van God.14Ons vertrouwen in God geeft ons de zekerheid dat Hij naar ons luistert, als wij Hem iets vragen overeenkomstig zijn wil. 15En als wij weten dat Hij naar al ons vragen luistert, mogen wij er ook zeker van zijn dat we krijgen wat we Hem in onze gebeden hebben gevraagd.
16Als iemand zijn broeder een zonde ziet doen die niet tot de dood voert, moet hij voor zijn broeder bidden, en God zal hem in leven houden, dat wil zeggen: als zijn zonde hem niet doodt. Want er is een zonde die tot de dood voert; hiervoor geldt mijn aansporing om te bidden niet. 17Maar hoewel elke verkeerde daad zonde is, brengt niet elke zonde de dood.
18Wij weten dat wie uit God is geboren, niet zondigt; de Zoon van God beschermt hem, en de Boze heeft op hem geen vat. 19Wij weten dat wij bij God horen, terwijl de hele wereld in de macht van de Boze is. 20Wij weten dat de Zoon van God gekomen is, en ons inzicht gegeven heeft om de waarachtige God te kennen, en wij zijn in de waarachtige God, want wij zijn in Jezus Christus, zijn Zoon. Dit is de ware God, dit is eeuwig leven! 21Kinderen, pas op voor afgoden.

