Inzameling voor Jeruzalem
1Broeders en zusters, wij willen u meedelen welke gunst God de gemeenten van Macedonië heeft bewezen. 2Hoewel ze door verdrukkingen zwaar werden beproefd vloeiden ze over van vreugde, en ondanks hun diepe armoede was hun vrijgevigheid overstelpend. 3Want zij hebben naar vermogen gegeven; ik durf te zeggen: boven hun vermogen. 4Uit eigen beweging smeekten ze ons heel dringend om de gunst te mogen deelnemen aan de ondersteuning van de heiligen. 5Zij gaven meer dan wij durfden hopen; zij gaven zichzelf, in de eerste plaats aan de Heer, maar daarna ook, door Gods wil, aan ons. 6Dientengevolge hebben wij er bij Titus op aangedrongen om dit liefdewerk, waarmee hij bij u al eerder was begonnen, nu ook tot een goed einde te brengen. 7Welnu, u munt reeds in zo veel opzichten uit, in geloof, welsprekendheid, kennis, in ijver op allerlei gebied, in de liefde die wij in u hebben gewekt; laat dan ook dit liefdewerk uitmuntend slagen! 8Ik zeg dit niet bij wijze van bevel, maar ik wil aan de ijver van anderen de echtheid van uw liefde toetsen. 9Want u kent de liefde die onze Heer Jezus Christus u heeft betoond: omwille van u is Hij arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u rijk zou worden door zijn armoede.10Toch geef ik u in dezen een raad, die u van pas kan komen. Vorig jaar bent u al begonnen met het plan en de uitvoering ervan; 11voltooi nu uw werk en laat het resultaat beantwoorden aan de bereidwilligheid bij de opzet, naar de middelen waarover u beschikt. 12Als de bereidwilligheid er maar is, is alles welkom: er wordt niet verwacht dat iemand geeft wat hij niet heeft. 13Het is niet de bedoeling dat u door anderen te ondersteunen zelf in moeilijkheden komt. Er moet een zeker evenwicht zijn. 14Op het ogenblik vult uw overvloed hun gebrek aan, een andere keer zal hun overvloed uw gebrek verhelpen. Zo ontstaat het evenwicht 15waarover geschreven staat: "Hij die veel had verzameld, had niet te veel, en hij die weinig had verzameld, kwam toch niet te kort."
16Ik dank God dat Hij Titus met dezelfde ijver voor u heeft bezield! 17Want hij is ingegaan op mijn verzoek en in zijn grote ijver is hij uit eigen beweging naar u vertrokken. 18Met hem sturen wij de broeder mee die in alle gemeenten om zijn arbeid voor het evangelie wordt geprezen. 19Hij is bovendien door de gemeenten aangewezen als onze reisgezel bij dit liefdewerk, dat wij op ons hebben genomen ter ere van de Heer en als bewijs van onze bereidwilligheid. 20Wij hopen hierdoor elke verdachtmaking te voorkomen die zou kunnen ontstaan bij het beheer van zulke aanzienlijke bedragen. 21Wij dienen immers bedacht te zijn op wat betamelijk is, niet alleen voor God, maar ook voor de mensen. 22Met hen sturen wij nog een van onze broeders mee, die zijn ijver al vaak en in allerlei omstandigheden heeft bewezen, maar die nu ijveriger is dan ooit, vanwege zijn vertrouwen in u. 23Wat Titus betreft, hij is mijn metgezel en medewerker onder u. En onze broeders: zij zijn de afgevaardigden van de gemeenten, de glorie van Christus. 24Laat hun ten overstaan van de andere gemeenten zien dat u hen liefhebt en dat wij terecht trots op u zijn.

