De komst van Jezus
1Geliefden, dit is al de tweede brief die ik u schrijf. In mijn brieven probeer ik, door uw geheugen op te frissen, u tot het juiste inzicht te brengen. 2Herinner u de voorspellingen van de heilige profeten en het gebod van onze Heer en redder, dat u door uw apostelen is overgeleverd. 3U moet zeker ook weten dat er in de laatste dagen spotters zullen komen, mensen die leven volgens hun eigen begeerten, 4en die honend vragen: ‘Waar blijft nu de komst die Hij heeft toegezegd? Onze vaderen zijn al gestorven, maar alles blijft zoals het vanaf het begin van de schepping geweest is.’ 5Zij gaan met opzet voorbij aan het feit dat er lang geleden een hemel en een aarde bestonden, door Gods woord gevormd uit water en door middel van water, 6en dat die toenmalige wereld vergaan is, verzwolgen door het water. 7Maar de hemel en de aarde van nu zijn door hetzelfde woord opgespaard voor het vuur en bewaard voor de dag van het oordeel en de ondergang van de goddelozen.8Eén ding echter, geliefden, mag u niet ontgaan: voor de Heer is één dag als duizend jaren en duizend jaren als één dag. 9De Heer talmt niet met zijn belofte, zoals sommigen menen die van vertraging spreken, maar Hij heeft geduld met u, omdat Hij wil dat allen tot inkeer komen en niemand verloren gaat. 10Maar de dag van de Heer zal komen als een dief. Dan zullen de hemelse sferen dreunend vergaan en de elementen door vuur worden verteerd; en de aarde, en de op aarde verrichte daden zullen nog gevonden worden. 11Wanneer alles zo vergaat, hoe moet u dan uitmunten door een heilig en vroom leven! 12Kijk vol verwachting uit naar de dag van God en bespoedig zijn komst. Op die dag zullen de hemelse sferen in vlammen opgaan en de elementen wegsmelten in de vuurgloed. 13Maar volgens zijn belofte verwachten wij "een nieuwe hemel en een nieuwe aarde", waar gerechtigheid zal wonen.

