De taak van Titus
1Uw taak is het, om te verkondigen wat strookt met de gezonde leer. 2Oudere mannen moeten matig zijn, ernstig, bezonnen, gezond in geloof, liefde en volharding. 3Zo moeten ook oudere vrouwen zich waardig gedragen, niet kwaadspreken en niet verslaafd zijn aan de wijn. Zij moeten in staat zijn het goede te onderrichten 4en de jongere vrouwen moeten ze bijbrengen hun man en kinderen lief te hebben, 5bezonnen, eerbaar, ijverig in huis en vriendelijk te zijn, en zich te schikken naar hun man; dan komt het woord van God niet in opspraak. 6Spoor ook de jonge mannen aan om zich in ieder opzicht bezonnen te gedragen. 7Geef zelf het voorbeeld in goede werken. Laat uw onderricht zuiver en ernstig zijn, 8uw prediking gezond en onaanvechtbaar, zodat de tegenstander tot zijn beschaming niets kwaads van ons kan zeggen.9De slaven moeten zich schikken naar hun meesters, het hun naar de zin maken, hen niet tegenspreken, 10niet stelen, maar zich strikt betrouwbaar tonen; dan zullen zij in alles wat zij doen het aanzien verhogen van de leer van God onze redder.
11Want de genade van God is verschenen, bron van redding voor alle mensen, 12die ons leert af te zien van goddeloosheid en wereldse begeerten, en bezonnen, rechtvaardig en vroom te leven in deze wereld, 13in afwachting van het geluk waarop we hopen, de verschijning van de heerlijkheid van onze grote God en onze redder Jezus Christus. 14Hij heeft zichzelf voor ons gegeven om ons van alle ongerechtigheid te verlossen, ons te reinigen en ons tot zijn eigen volk te maken, vol ijver voor goede werken. 15Zo moet u spreken, vermanen en terechtwijzen met alle nadruk. Laat niemand u minachten.

