Ontucht in de gemeente
1Men hoort algemeen spreken van ontucht onder u, en wel van de soort die zelfs bij de heidenen niet voorkomt: dat iemand leeft met de vrouw van zijn vader. 2En daar bent u ook nog trots op? Was maar liever in de rouw gegaan! Dan zou de man die zoiets heeft bedreven uit uw midden verwijderd zijn. 3Ik voor mij, hoewel lichamelijk afwezig, maar in de geest aanwezig, heb reeds, alsof ik bij u was, het vonnis geveld over hem die dat heeft durven doen: 4in de naam van onze Heer Jezus en met zijn kracht moet u in een bijeenkomst waarbij ik in de geest aanwezig ben, 5die man uitleveren aan de satan, tot ondergang van zijn lichaam, maar tot redding van zijn geest op de dag dat de Heer komt.6Uw zelfvoldaanheid staat u niet fraai. U weet toch dat een beetje zuurdesem genoeg is om het hele deeg zuur te maken? 7Doe de oude zuurdesem weg, om vers deeg te worden. U moet zijn als ongezuurde broden, want ook ons paaslam is geslacht: Christus. 8Wij moeten ons feest vieren, niet met de oude zuurdesem, de zuurdesem van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid. 9In mijn brief schreef ik al dat u niet moest omgaan met mensen die zich aan ontucht overgeven. 10Natuurlijk bedoelde ik niet alle ontuchtigen ter wereld, of uitbuiters, oplichters en afgodendienaren in het algemeen. Dan zou u de wereld moeten verlaten. 11Nee, wat ik bedoel is dat u niet moet omgaan met elke zogenaamde christen die erop los leeft of hebzuchtig is, of met een afgodendienaar, lasteraar, dronkaard of oplichter. Met zo iemand moet u zelfs niet eten. 12Ik heb toch niet te oordelen over de buitenstaanders? U oordeelt zelf immers ook alleen over mensen uit uw eigen kring. 13Over de anderen zal God wel oordelen. "Verwijder die boosdoener uit uw midden."

