Afscheidsrede van Jozua
1Vele jaren waren voorbijgegaan sinds de Heer ervoor gezorgd had dat de vijanden Israël aan alle zijden met rust lieten, en Jozua was oud geworden en hoogbejaard. 2Toen riep hij heel Israël bijeen, met de oudsten en de familiehoofden, met de rechters en de schrijvers. Hij sprak hun toe: ‘Ik ben oud en hoogbejaard. 3U hebt gezien wat de Heer uw God ten gunste van u met al deze volken gedaan heeft. De Heer uw God heeft zelf voor u gestreden. 4Het bezit van de volken die nog over zijn heb ik bij loting aan uw stammen toegewezen, evenals dat van de volken die ik heb uitgeroeid, vanaf de Jordaan tot de Grote Zee in het westen. 5De Heer uw God zal hen voor u verdrijven en verjagen, zodat u hun land in bezit kunt nemen, zoals de Heer uw God u beloofd heeft. 6Maar dan moet u zich erop toeleggen volhardend en nauwgezet alles te volbrengen wat in het Wetboek van Mozes geschreven staat, zonder daarvan af te wijken, naar rechts of naar links. 7U mag geen omgang hebben met de volken die nog zijn overgebleven; u mag de naam van hun goden niet aanroepen en niet bij hen zweren; u mag hen niet vereren of u voor hen neerbuigen. 8De Heer uw God is de enige die u moet aanhangen, zoals u tot vandaag toe gedaan hebt. 9De Heer heeft immers grote en sterke volken voor u verdreven, zodat tot vandaag toe niemand u heeft kunnen weerstaan. 10Eén enkele man van u dreef duizend vijanden op de vlucht, omdat de Heer uw God voor u streed, zoals Hij beloofd had. 11Uw enige zorg moet dus zijn de Heer uw God lief te hebben. 12Want als u zich van Hem afkeert en u aansluit bij de overige volken, als u familiebanden met hen aanknoopt en omgang met hen hebt, 13dan zult u ondervinden dat de Heer uw God hen niet meer voor u verdrijft. U zult verstrikt raken in hun vallen en netten; een zweepslag in uw zijde, een doorn in uw oog zullen zij zijn, totdat u verdwenen bent uit het heerlijke land dat de Heer uw God u heeft gegeven. 14Ik ga nu de weg van al het aardse. U weet heel goed dat van alle heerlijke beloften die de Heer uw God u gedaan heeft, er niet één onvervuld is gebleven. Alles is voor u verwerkelijkt en niet één woord ervan is onvervuld gebleven.15Maar zoals de heerlijke beloften die de Heer uw God u gedaan had, in vervulling zijn gegaan, zo zal Hij ook al zijn bedreigingen uitvoeren, totdat Hij u heeft weggevaagd uit het heerlijke land dat Hij u heeft gegeven. 16Als u het verbond overtreedt, dat de Heer uw God u heeft opgelegd, als u andere goden vereert en u voor hen neerbuigt, dan zal zijn toorn tegen u ontbranden en zult u spoedig verdwenen zijn uit het heerlijke land dat Hij u heeft gegeven.’

