Toewijding aan God
1En nu, broeders en zusters, vermaan ik u bij Gods ontferming: Wijd uzelf aan Hem toe als een levende, heilige offergave, Hem welgevallig. Dat is de geestelijke eredienst die u past. 2Stem uw gedrag niet af op deze wereld. Word andere mensen, met een nieuwe gezindheid. Dan bent u in staat om uit te maken wat God van u wil, en wat goed is, welgevallig en volmaakt.Eén lichaam met vele ledematen
3Uit kracht van de genade die God mij gegeven heeft zeg ik tegen ieder van u: Acht uzelf niet hoger dan u kunt verantwoorden, denk over uzelf met bedachtzaamheid, ieder naar de maat van het geloof dat God aan hem heeft toebedeeld. 4Want zoals het menselijk lichaam vele ledematen heeft en niet alle ledematen dezelfde functie hebben, 5zo vormen wij allen tezamen in Christus één lichaam, en ieder afzonderlijk zijn wij elkaars ledematen.6De geestelijke gaven die wij bezitten, verschillen naar de bijzondere genade die ieder van ons is geschonken. Is het de gave van de profetie, gebruik die dan in overeenstemming met het geloof. 7Is het de gave van dienstbetoon of van lering, leg u dan toe op dienstbetoon of onderricht. 8Wie anderen kan bemoedigen, moet dat doen. Wie iets heeft uit te delen, moet het zonder bijbedoelingen wegschenken. Als u leiding geeft, doe het met ijver, als u barmhartigheid bewijst, doe het blijmoedig.

