Leven in vrede met God
1Gerechtvaardigd door het geloof leven wij in vrede met God door Jezus Christus onze Heer. 2Hij is het die ons door het geloof de toegang heeft ontsloten tot die genade waarin wij staan; door Hem ook mogen wij ons beroemen op onze hoop op de heerlijkheid van God. 3Meer nog, wij zijn zelfs trots op onze beproevingen, in het besef dat verdrukking leidt tot volharding, 4volharding tot beproefde deugd en die weer tot hoop. 5En de hoop wordt niet teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken.6Want Christus is voor goddelozen gestorven op de gestelde tijd, toen wij zelf nog geheel hulpeloos waren. 7Je zult je leven niet snel geven voor een rechtvaardige, al zou misschien iemand de moed hebben te sterven voor een goed mens. 8God echter bewijst zijn liefde voor ons juist hierdoor dat Christus voor ons is gestorven toen wij nog zondaars waren. 9Des te zekerder is het dat wij, eenmaal gerechtvaardigd door zijn bloed, dankzij Hem gered worden van de toorn. 10Toen wij vijanden waren, zijn wij met God verzoend door de dood van zijn Zoon; des te zekerder is het dat wij, eenmaal verzoend, gered worden door zijn leven. 11En dat niet alleen: nu reeds roemen wij op God door Jezus Christus onze Heer, door wie wij de verzoening hebben ontvangen.
Adam en Christus
12Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen en met de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, aangezien allen gezondigd hebben … 13Er was heus wel zonde in de wereld al voordat de wet er was; maar zonde wordt niet aangerekend waar geen wet is. 14Toch heeft de dood als koning geheerst in de tijd van Adam tot Mozes, dus ook over hen die zich niet op de wijze van Adam schuldig hadden gemaakt aan de overtreding van een gebod. Adam nu is het beeld van Hem die komen moest.15Maar de genade laat zich niet afmeten aan de misstap van Adam. De fout van één mens bracht allen de dood, maar aan allen schonk Gods genade een rijke vergoeding door de grote gave van zijn genade, de ene mens Jezus Christus. 16Zijn gave laat zich niet afmeten aan die ene zonde. Het oordeel dat volgde op die ene misstap liep uit op een veroordeling, maar de gratie die na zoveel overtredingen verleend werd liep uit op volledige kwijtschelding. 17Door de overtreding van één mens begon de dood te heersen, als gevolg van zijn val. Hoeveel heerlijker zullen zij die de overvloed van de genade en de gave van de gerechtigheid ontvangen, leven en heersen, dankzij de ene mens Jezus Christus!
18Dus, zoals één fout leidde tot veroordeling van allen, zo ook leidde één goede daad tot vrijspraak en leven voor allen. 19Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens allen zondaars werden, zo worden door de gehoorzaamheid van één allen gerechtvaardigd. 20Weliswaar is de wet er bijgekomen, waardoor de overtredingen zich hebben vermeerderd. Maar waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade mateloos. 21Zoals de zonde haar heerschappij heeft uitgeoefend door de dood, zo zal de genade heersen door de gerechtigheid en leiden tot eeuwig leven, dankzij Jezus Christus onze Heer.

