Ik ben uw helper
1Waar Efraïm sprak was schrik,
hoog was zijn aanzien in Israël.
Maar hij maakte zich schuldig aan de verering van Baäl:
daaraan ging hij te gronde.
2Toch blijven zij maar zondigen;
zij hebben gegoten beelden gemaakt,
van hun zilver maakten zij afgodsbeelden naar hun eigen smaak,
allemaal werk van ambachtsvolk.
Daaraan wijden zij mijn offers,
zij, mensen die stierebeelden kussen.
3Daarom zullen zij worden als de ochtendnevel,
als de dauw die vroeg op de dag verdwijnt,
als kaf dat wegwaait van de dorsvloer,
als rook uit een luchtgat.
4Want Ik ben de Heer uw God,
al sinds Egypte.
Naast Mij zult u geen god erkennen,
er is geen andere redder dan Ik.
5Ik was het,
die u in de woestijn als de mijne gekend heb,
in dat verschroeide land.
6Zo goed was hun weidegrond,
dat zij verzadigd werden.
Maar toen zij verzadigd waren,
werd hun hart hoogmoedig;
zo zijn ze Mij vergeten.
7Ik ben voor hen als een leeuw geworden,
Ik loer als een panter langs de weg.
8Ik val hen aan als een berin
die van haar jongen beroofd is,
en Ik rijt hun borstkas open;
als een leeuwin verslind Ik hen,
zij worden door wilde beesten verscheurd.
9Het is uw ondergang, Israël,
terwijl Ik toch uw helper ben!
10Waar blijft dan uw koning die u zal redden,
met al uw beschermers en rechters,
degenen over wie u gezegd hebt:
‘Geef mij een koning en leiders?’
11Kwaad gaf Ik u een koning,
woedend nam Ik hem terug.
12De schuld van Efraïm is gebundeld,
zijn zonden liggen opgeborgen.
13Als de barensweeën van hem komen,
dan blijkt hij een onwijs kind te zijn;
wanneer het zijn tijd is,
vertoont hij zich niet in de opening van de moederschoot.
14Zou Ik hen dan bevrijden
uit de macht van het dodenrijk,
zou Ik hen vrijkopen van de dood?
Dood, waar blijft uw pest,
dodenrijk, waar uw verderf?
Mijn ogen kennen geen mededogen.
15Terwijl hij tussen het riet gedijt,
komt de oostenwind aan,
de adem van de Heer,
opstekend uit de woestijn.
Dan verdroogt zijn bron,
dan geeft zijn wel geen water meer.
Dan komt degene die zijn schatten rooft
en al zijn kostbaarheden weghaalt.

