Mirjam en Aäron
1Tijdens hun verblijf in Chaserot keerden Mirjam en Aäron zich tegen Mozes, omdat hij een Kusitische vrouw had getrouwd: hij was inderdaad met een Kusitische gehuwd. 2Zij zeiden: ‘Heeft de Heer alleen maar door Mozes gesproken? Heeft Hij ook niet door ons gesproken?’ De Heer hoorde dat 3en omdat Mozes een zeer bescheiden man was, de bescheidenste van alle mensen op aarde, 4zei de Heer onmiddellijk tegen Mozes, Aäron en Mirjam: ‘Ga met u drieën naar de tent van samenkomst.’ Zij gingen er met hun drieën heen. 5Nu daalde de Heer in een wolkkolom neer, nam plaats bij de ingang van de tent en riep Aäron en Mirjam, die beiden naar voren kwamen. 6Hij zei:‘Luister naar wat Ik te zeggen heb.
Aan uw profeten maak Ik mij in visioenen bekend
en Ik spreek tot hen in dromen.
7Met mijn dienaar Mozes doe Ik dat niet.
Hij is mijn vertrouweling, in heel mijn huis.
8Met hem spreek Ik van mond tot mond, duidelijk en niet in raadsels.
Hij aanschouwt de gestalte van de Heer.
Hoe hebt u zich tegen mijn dienaar Mozes durven keren?’
\m
9In toorn ontstoken, ging de Heer van hen weg.
10De wolk was nog niet van de tent van samenkomst geweken, of Mirjam zat vol uitslag; het leek wel sneeuw. Toen Aäron zich naar Mirjam keerde, stond daar een melaatse.
11Aäron zei tegen Mozes: ‘Ach heer, laat ons toch niet lijden voor de zonde die wij in onze dwaasheid begaan hebben.
12Laat Mirjam toch niet zijn als een doodgeboren kind dat half vergaan uit de moederschoot komt.’
13Mozes riep de Heer aan: ‘O God, maak haar weer gezond!’
14De Heer zei tegen Mozes: ‘Als haar vader haar in het gezicht gespuwd had, zou zij dan niet zeven dagen geschandvlekt zijn? Zij moet dus zeven dagen buiten het kamp gesloten worden. Daarna mag zij er weer in.’
15Mirjam werd zeven dagen buiten het kamp gesloten. Het volk ging niet verder, voordat Mirjam weer was toegelaten.
16Daarna vertrok het volk uit Chaserot en sloeg zijn kamp op in de Paranwoestijn.

