Het huwelijk van erfdochters
1De familiehoofden van het geslacht van de zonen van Gilead, zoon van Machir, de zoon van Manasse, een van de geslachten van de Jozefieten, kwamen naar Mozes en naar de leiders, de familiehoofden van de Israëlieten. Zij namen het woord 2en zeiden: ‘De Heer heeft mijn heer bevolen door loting het land toe te wijzen aan de Israëlieten en de Heer heeft mijn heer bevolen het bezit van onze broeder Selofchad aan zijn dochters te geven. 3Als zij huwen met mannen uit andere Israëlitische stammen, dan wordt dat bezit afgenomen van het bezit van onze vaderen en gevoegd bij het bezit van de stam waartoe zij gaan behoren; het wordt afgenomen van het bezit dat ons door het lot is toegewezen. 4Wanneer de Israëlieten het jobeljaar vieren, zou haar bezit voorgoed gevoegd worden bij het bezit van de stam waartoe zij behoren en zou haar bezit voorgoed worden afgenomen van het bezit van de stam van onze vaderen.’ 5Toen gaf Mozes in opdracht van de Heer aan de Israëlieten het volgende bevel: ‘Wat de stam van de Jozefieten zegt, is juist. 6Daarom schrijft de Heer met betrekking tot de dochters van Selofchad het volgende voor: Zij kunnen huwen met wie zij willen, als het maar met iemand is uit een geslacht van haar eigen stam. 7Het erfelijk bezit mag namelijk niet van de ene stam op de andere overgaan. De Israëlieten moeten het bezit van de stam van hun vaderen behouden. 8Ieder meisje dat onder de stammen van de Israëlieten bezit verwerft, moet huwen met iemand uit een geslacht van haar eigen stam, zodat alle Israëlieten het bezit van hun vader behouden. 9Het mag niet van de ene stam op de andere overgaan, maar de stammen van de Israëlieten moeten elk hun eigen bezit behouden.’ 10De dochters van Selofchad deden wat de Heer Mozes bevolen had. 11Machla, Tirsa, Chogla, Milka en Noa, de dochters van Selofchad, huwden met de zonen van hun ooms. 12Zij huwden in de geslachten van de zonen van Manasse, de zoon van Jozef, zodat hun bezit bij de stam bleef waartoe het geslacht van hun vader behoorde.13Dat zijn de bevelen en voorschriften die de Heer door Mozes aan de Israëlieten heeft gegeven in de vlakte van Moab, aan de Jordaan, bij Jericho.

