Overwinning van Asa op Zerach
1Asa deed wat goed was en dat behaagde de Heer zijn God; 2hij verwijderde de uitheemse altaren en maakte een einde aan de dienst op de offerhoogten, sloeg de wijstenen stuk en hakte de heilige palen om. 3Hij hield de Judeeërs voor, dat ze zich op de Heer, de God van hun vaderen, moesten richten en doen wat zijn Wet gebood. 4Omdat hij in alle steden van Juda een einde maakte aan de dienst op de offerhoogten en er de reukaltaren verwijderde, genoot het koninkrijk onder hem rust. 5Hij kon in Juda de vestingsteden herstellen, omdat het land rust genoot. In die jaren was hij niet in oorlog verwikkeld, omdat de Heer ervoor zorgde dat hij met rust gelaten werd. 6Hij zei tegen de Judeeërs: ‘Laten we deze steden versterken en ze omringen met muren, voorzien van torens en poorten met grendels, nu is het land van ons omdat we ons gericht hebben op de Heer onze God; daarom zorgt Hij dat we met rust gelaten worden aan al onze grenzen.’ En de Judeeërs begonnen aan de bouw en brachten die tot een goed einde. 7Asa had een leger van driehonderdduizend man uit Juda, gewapend met schild en speer, en van tweehonderdtachtigduizend man uit Benjamin, gewapend met schild en boog; het waren allen dappere strijders.8Eens rukte Zerach, de Kusiet, tegen Juda ten strijde met een krijgsmacht van duizend maal duizend man en driehonderd wagens. Toen hij Maresa genaderd was, 9trok Asa hem tegemoet en ze stelden zich in slagorde op in het dal Sefata bij Maresa. 10Asa riep de Heer zijn God aan en zei: ‘Heer, buiten U is er niemand die de machteloze kan helpen in zijn strijd tegen een overmacht. Help ons, Heer onze God, want wij steunen op U; in uw naam zijn wij opgerukt tegen deze geweldige menigte. Heer, U bent onze God; laat geen mens iets tegen U ondernemen.’ 11En de Heer liet de Kusieten de nederlaag lijden tegen Asa en Juda. De Kusieten sloegen op de vlucht, 12en Asa met zijn volk achtervolgde hen tot Gerar. Er vielen zoveel Kusieten dat er voor hen geen behoud meer mogelijk was; ze werden door de Heer en zijn leger vernietigd. De Judeeërs behaalden zeer veel buit 13en overweldigden alle steden in de omgeving van Gerar, want die waren verlamd van schrik voor de Heer. Ze plunderden al die steden, waar veel buit te behalen viel. 14Ook overweldigden ze de tenten van de veehouders, en ze maakten een groot aantal schapen en kamelen buit. Daarna keerden ze naar Jeruzalem terug.

