Verloren bezittingen
1Wanneer u een rund of een schaap tegenkomt dat bij uw broeder is weggelopen, mag u niet toekijken zonder een hand uit te steken. Het is uw plicht het dier terug te brengen. 2Als uw broeder niet bij u in de buurt woont of als u hem niet kent, moet u het dier mee naar huis nemen en bij u houden tot uw broeder het komt zoeken. Dan moet u het teruggeven. 3Hetzelfde geldt voor zijn ezel, voor zijn kleed, en voor alles wat uw broeder verliest en door u gevonden wordt. Het mag u in geen geval onverschillig laten. 4Ook als een ezel of een os van uw broeder ten val komt, mag u niet toekijken zonder een hand uit te steken. U moet hem helpen het dier weer op de been te brengen.Verschillende bepalingen
5Een vrouw mag geen mannenkleren dragen en een man geen vrouwenkleren. Van iedereen die zoiets doet, heeft de Heer uw God een afschuw. 6Wanneer u onderweg in een boom of op de grond een vogelnestje vindt met jongen of met eitjes en het wijfje zit erop, dan mag u het wijfje niet meenemen en de jongen achterlaten. 7Het wijfje moet u laten wegvliegen, de jongen mag u meenemen. Dan zult u gelukkig zijn en lang blijven leven. 8Als u een nieuw huis bouwt, moet u om het dak een muurtje maken; dan komt er geen bloedschuld over uw huis als iemand er af valt.9U mag in uw wijngaard geen ander gewas zaaien. Anders vervalt de hele oogst aan het heiligdom, zowel hetgeen u gezaaid hebt als de opbrengst van uw wijngaard. 10U mag een os en een ezel niet samen voor de ploeg spannen. 11U mag geen kleren dragen die tegelijk uit wol en linnen geweven zijn. 12Aan de vier uiteinden van het kleed dat u draagt moet u kwasten maken.
Vergrijpen tegen het huwelijk
13Wanneer een man een vrouw huwt en, nadat hij omgang met haar heeft gehad, niet meer op haar gesteld is, 14en wanneer hij haar beschuldigt en in opspraak brengt door te zeggen: “Ik heb deze vrouw gehuwd, maar toen ik haar naderde, ontdekte ik dat zij geen maagd meer was”, 15dan moeten de ouders van het meisje het bewijs van haar maagdelijkheid bij de oudsten van de stad bij de poort brengen. 16De vader van het meisje moet tegen de oudsten zeggen: “Aan deze man heb ik mijn dochter ten huwelijk gegeven, maar zij bevalt hem niet, 17en nu beschuldigt hij haar en beweert: ‘Ik heb ontdekt dat uw dochter geen maagd meer was.’ Welnu dan, hier is het bewijs van haar maagdelijkheid.” Daarbij spreiden zij het kleed voor de oudsten van de stad uit. 18Dan moeten de oudsten van die stad de man straffen 19en hem een geldboete van honderd zilverstukken opleggen, die zij aan de vader van het meisje geven; want hij heeft een Israëlitische maagd in opspraak gebracht. Zij blijft zijn vrouw; zijn leven lang heeft hij niet meer het recht haar te verstoten. 20Blijkt de beschuldiging waar te zijn en stelt men vast dat het meisje inderdaad geen maagd was, 21dan moet men haar naar de deur van haar ouderlijk huis brengen. En de burgers van de stad moeten haar doodstenigen; want zij heeft een schanddaad in Israël begaan door ontucht te plegen terwijl ze nog in haar ouderlijk huis woonde. Zo zult u het kwaad uit uw midden verwijderen.22Wanneer een man op heterdaad betrapt wordt terwijl hij gemeenschap heeft met een getrouwde vrouw, moeten beiden sterven: de man die gemeenschap had met die vrouw, en ook de vrouw. Zo zult u het kwaad uit Israël verwijderen. 23Wanneer een man in de stad een maagdelijk meisje ontmoet dat verloofd is, en gemeenschap met haar heeft, 24moet u beiden naar de stadspoort brengen en doodstenigen: het meisje omdat ze niet om hulp heeft geroepen, hoewel ze in de stad was, en de man omdat hij de vrouw van zijn naaste verkracht heeft. Zo zult u het kwaad uit uw midden verwijderen. 25Ontmoet de man het verloofde meisje echter buiten de stad, overweldigt hij haar en heeft hij gemeenschap met haar, dan moet alleen de man sterven. 26Het meisje moet u ongemoeid laten; zij heeft geen schuld waar de doodstraf op staat. Dit geval staat gelijk met dat van iemand die een ander overvalt en vermoordt. 27De man heeft haar immers buiten de stad ontmoet. Ook al zou het meisje om hulp geroepen hebben, niemand had haar kunnen helpen.
28Wanneer een man een maagdelijk meisje ontmoet dat nog niet verloofd is, haar vastgrijpt en gemeenschap met haar heeft, en wanneer zij op heterdaad betrapt worden, 29moet de man die gemeenschap met dat meisje heeft gehad aan haar vader vijftig zilverstukken betalen. Hij moet haar huwen omdat hij haar verkracht heeft; zijn leven lang heeft hij niet meer het recht haar te verstoten.

