Het naleven van geboden
1Dit zijn de geboden, voorschriften en bepalingen die ik u in opdracht van de Heer uw God moet leren. Volbreng ze in het land dat u aan de overkant in bezit gaat nemen, 2en vrees de Heer uw God heel uw leven, met uw kinderen en kleinkinderen. Vrees God door al zijn voorschriften en geboden na te komen die ik u opleg. Dan zult u lang blijven leven. 3Luister Israël, en volbreng ze nauwgezet. Dan zult u gelukkig zijn en talrijk worden in het land dat overvloeit van melk en honing, dat de Heer, de God van uw vaderen, u heeft beloofd.4Luister Israël! De Heer is onze God, de Heer is de Enige. 5U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten. 6De geboden die ik u vandaag voorschrijf, moet u in uw hart prenten. 7Spreek er met uw kinderen telkens opnieuw over, wanneer u thuis bent en onderweg, als u slapen gaat en opstaat. 8Bind ze als een teken op uw hand en als een band op uw voorhoofd. 9Grif ze in de deurposten van uw huis en op de poorten van uw stad.
10Wanneer de Heer uw God u in het land gebracht heeft dat Hij uw vaderen Abraham, Isaak en Jakob onder ede beloofd heeft, een land met grote en prachtige steden die u niet gebouwd hebt, 11met huizen vol kostbare dingen die u niet gevuld hebt, met gehouwen regenbakken die u niet hebt uitgekapt, met wijngaarden en olijfbomen die u niet hebt geplant, en wanneer u dan in overvloed te eten hebt, 12zorg er dan voor de Heer niet te vergeten, die u uit Egypte heeft geleid, dat slavenhuis. 13Vrees de Heer uw God, dien Hem en zweer bij zijn naam. 14U mag niet achter andere goden aanlopen, de goden van de volken uit uw omgeving. 15Want de Heer, uw God die bij u is, is een jaloerse God; Hij zou kwaad op u worden en u wegvagen uit het land.
16Stel de Heer uw God niet op de proef zoals u dat in Massa hebt gedaan. 17U moet de geboden van de Heer uw God stipt nakomen, de verordeningen en voorschriften die Hij u heeft gegeven. 18Richt u naar de wens en de wil van de Heer. Dan zult u gelukkig zijn en bezit gaan nemen van het goede land dat de Heer uw vaderen onder ede beloofd heeft. 19Al uw vijanden zal Hij voor u verjagen, zoals Hij beloofd heeft.
20Wanneer uw kinderen later vragen: “Wat betekenen toch die verordeningen, bepalingen en voorschriften die de Heer onze God u gegeven heeft?” 21dan moet u hun antwoorden: “Wij waren slaven van de farao in Egypte, maar de Heer heeft ons met sterke hand uit Egypte geleid. 22Voor onze eigen ogen heeft Hij Egypte, de farao en heel zijn hof met grote, schrikwekkende tekenen en wonderen getroffen. 23Maar ons heeft Hij vanuit daar weggeleid om ons te brengen naar het land dat Hij onze vaderen onder ede beloofd had. 24Daarom heeft de Heer onze God ons geboden al deze voorschriften te volbrengen en Hem te vrezen. Dan zullen wij altijd gelukkig zijn en zal Hij ons leven schenken, zoals vandaag het geval is. 25Daarom is het onze plicht tegenover de Heer onze God om nauwgezet alle geboden te volbrengen die Hij ons gegeven heeft.”

