Terugkeer naar de Heer
1Wanneer alles wat ik u nu heb voorgehouden over u gekomen is, de zegen en de vloek, en wanneer u het in uw hart overdenkt, onder welke volken de Heer uw God u ook heeft verspreid, 2zodat u zelf met uw kinderen terugkeert tot de Heer uw God, en Hem met heel uw hart en heel uw ziel weer gehoorzaamt, zoals ik u dat vandaag voorhoud, 3dan zal de Heer uw God u in uw vroegere staat herstellen; Hij zal zich over u ontfermen en u opnieuw bijeenbrengen uit al de volken waaronder Hij u verspreid had. 4Al bent u verspreid tot het einde van de wereld, de Heer uw God zal u weer bijeenbrengen. Hij zal u vanuit daar terughalen 5en u naar het land brengen dat uw voorouders in bezit genomen hadden; en u zult het weer in bezit nemen. Hij zal u gelukkig maken en nog talrijker dan uw voorouders. 6De Heer uw God zal uw hart en dat van uw nakomelingen besnijden, zodat u Hem zult beminnen met heel uw hart en heel uw ziel en daardoor het leven zult bezitten. 7Dan zal de Heer uw God al deze vervloekingen laten neerkomen op de vijanden en tegenstanders die u achtervolgd hebben. 8Maar u zult weer gehoor geven aan de Heer en alle geboden volbrengen die ik u vandaag geef. 9De Heer uw God zal u rijke voorspoed schenken in alles wat u onderneemt, in de vrucht van uw schoot, in de worp van uw vee en in de opbrengst van uw grond. Want de Heer zal er weer vreugde in vinden om u gelukkig te maken, zoals Hij dat ook bij uw voorouders deed. 10Maar dan moet u aan de Heer gehoorzamen en alle geboden en voorschriften onderhouden die in dit wetboek staan opgetekend; dan moet u met heel uw hart en heel uw ziel terugkeren tot de Heer uw God.Slotvermaning
11De geboden die ik u vandaag geef, zijn niet te zwaar voor u en zij liggen niet buiten uw bereik. 12Ze zijn niet in de hemel en u hoeft niet te zeggen: “Wie zal naar de hemel gaan om ze voor ons te halen en ze ons te laten horen, zodat wij ze kunnen volbrengen?” 13Ze zijn niet overzee en u hoeft niet te zeggen: “Wie zal de zee oversteken om ze voor ons te halen en ze ons te laten horen, zodat wij ze kunnen volbrengen?” 14Nee, het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart. U kunt het dus volbrengen.15Ik houd u vandaag leven en geluk voor, maar ook dood en ongeluk. 16Als u luistert naar de geboden van de Heer uw God, die ik u vandaag geef, als u de Heer uw God bemint, zijn wegen gaat en zijn geboden, voorschriften en bepalingen nakomt, dan zult u leven en talrijk worden en zal de Heer uw God u zegenen in het land dat u in bezit gaat nemen. 17Maar als uw hart afdwaalt, als u niet luistert en u laat verleiden, zodat u zich voor andere goden neerbuigt en die vereert, 18dan kondig ik vandaag aan dat u zult omkomen en dat u niet lang zult leven op de grond die u na de overtocht over de Jordaan in bezit gaat nemen. 19Ik neem vandaag de hemel en de aarde tot getuigen tegen u. Leven en dood houd ik u voor, zegen en vloek. Kies het leven, dan zult u met uw nakomelingen het leven bezitten, 20door de Heer uw God te beminnen, naar Hem te luisteren en aan Hem gehecht te blijven. Want dat betekent voor u leven en lengte van dagen, op de grond die de Heer uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, onder ede heeft toegezegd.’

