Tegen de leiders
1Wee de trotse kroon van Efraïms dronkaards,
zijn schoonheid is een verwelkende bloem, een fraai diadeem op het
hoofd van hen die door wijn bedwelmd zijn.
2Want de Heer beschikt over iemand,
machtig en sterk als een hagelvlaag,
sterk als een vernielende storm,
als een vloedgolf van onstuimige wateren,
iemand die alles met geweld tegen de grond gooit.
3Zij wordt platgetrapt,
de trotse kroon van Efraïms dronkaards.
4De verwelkende bloem, dat fraaie diadeem boven het vruchtbare dal,
zal het vergaan als een vroegrijpe vijg die voor de zomer komt:
wie haar ziet, slokt haar op, zó uit de hand!
5Op die dag zal de Heer van de machten een heerlijke kroon en een prachtige diadeem zijn voor de rest van zijn volk;
6een geest van gerechtigheid voor hem die zetelt op de rechterstoel,
een kracht voor hen die aanvallers terugdrijven naar de poort.
7Priester en profeet verdwalen door de drank en zijn verward door de wijn;
ze waggelen van de drank,
en bij hun visioenen staan ze te slingeren,
ze wankelen op hun benen bij hun beslissingen.
8Alle tafels zijn met walgelijk braaksel bedekt,
geen plekje is er nog vrij.
9‘Wie wil hij toch onderrichten,
aan wie wil hij zijn boodschap verklaren?
Aan zuigelingen die pas gespeend zijn,
aan kinderen, de borst pas ontwend?
10Zo van: saw lasaw, saw lasaw, qaw laqaw, qaw laqaw,
kleintje hier, kleintje daar!’
11Inderdaad, door mensen met een onverstaanbare tongval, en in een vreemde taal,
richt de Heer zich tot dit volk.
12Eens heeft Hij hun gezegd:
‘Hier is rust, laat de vermoeiden wat rusten, hier is verademing.’
Maar zij hebben niet willen luisteren.
13Daarom zal dit het woord van de Heer voor hen zijn:
‘Saw lasaw, saw lasaw, qaw laqaw, qaw laqaw,
kleintje hier, kleintje daar!’
Hierdoor komt het dat ze achterover vallen als ze willen gaan,
zich verwonden, verstrikt raken en gevangen worden.
Tegen verdragen met Egypte
14Luister daarom naar het woord van de Heer, opscheppers,
die over dit volk van Jeruzalem regeren!
15U denkt: ‘Wij hebben een verbond gesloten met de dood,
we zijn een overeenkomst aangegaan met de dodenwereld.
Als de verpletterende gesel over ons komt, zal hij ons niet deren,
want wij hebben van de leugen onze toevlucht gemaakt, het bedrog is onze schuilplaats.’
16‘Daarom’, zo spreekt de Heer God:
‘In Sion leg Ik een steen als fundament,
een steen van graniet, een kostbare hoeksteen als een hecht fundament.
Wie gelooft, hoeft niet te vrezen.
17Het recht maak Ik tot mijn meetlint,
de gerechtigheid neem Ik als schietlood.’
De leugen die uw toevlucht is,
wordt door de hagel vernietigd,
het water spoelt uw schuilplaats weg.
18Uw verbond met de dood wordt verbroken,
uw overeenkomst met de dodenwereld houdt geen stand:
als de verpletterende gesel over u komt,
wordt u erdoor verpletterd!
19Telkens als hij voorbijtrekt, zal hij u meesleuren;
ochtend na ochtend trekt hij voorbij, dag en nacht.
Wat een ontzetting om deze boodschap te verstaan!
20Want het bed is te kort om zich erop uit te strekken,
de dekens zijn te smal om zich toe te dekken.
21Want de Heer zal zich weer laten
gelden als op de Perasim,
beven van woede als in de vlakte van Gibeon,
en zijn werk, een ongewoon werk verrichten,
zijn taak, een vreemde taak volbrengen.
22Houd dus op met spotten,
anders knellen uw boeien nog sterker.
Want ik heb een bevel tot vernietiging gehoord,
dat uitgaat van de Heer, de God van de machten,
en het hele land zal treffen.
De wijsheid van de boer
23Luister goed naar wat ik ga zeggen,
luister aandachtig naar mijn woorden.
24Blijft de boer de hele tijd ploegen,
de akker scheuren en voren trekken?
25Egt hij zijn land niet en strooit hij geen komijn- of karwijzaad?
Zaait hij geen tarwe, gierst en gerst op hun plaats, en spelt op de rand van de akker?
26Deze vaardigheid heeft hij geleerd
van zijn God, die hem daarin onderwees.
27Karwijzaad wordt niet gedorst met de slede,
men rolt geen dorswagen over komijn,
karwijzaad wordt met een stok uitgeslagen
en komijn met een vlegel.
28Broodkoren wordt geplet, maar men mag niet eindeloos dorsen;
het rad van de dorswagen en de paarden brengt men in beweging,
maar het koren wordt niet verpletterd.
29Ook dit komt van de Heer van de machten:
zijn beleid is wonderbaar, zijn wijsheid is groot.

