Wie behoort tot de gemeente?
1Zo spreekt de Heer,
‘Onderhoud het recht,
beoefen de gerechtigheid,
want de komst van mijn redding is nabij
en mijn gerechtigheid wordt weldra geopenbaard.
2Gelukkig de mens die zo handelt,
het mensenkind dat daaraan vasthoudt,
die de sabbat onderhoudt, hem niet ontheiligt,
en zijn hand ervoor behoedt om enig kwaad te doen.’
3De vreemdeling die zich bij de Heer aansluit
hoeft niet te zeggen:
‘De Heer houdt mij zeker afgezonderd van zijn volk.’
Ook de castraat mag niet zeggen:
‘Ik ben maar een dorre boom.’
4‘Want’, zo spreekt de Heer,
‘aan de castraten die mijn sabbat onderhouden,
en verkiezen wat Mij aangenaam is
en vasthouden aan mijn verbond,
5aan hen geef Ik in mijn huis en binnen mijn muren een gedenksteen en een naam,
die zonen en dochters te boven gaan;
Ik geef hun een eeuwige naam,
een die nooit wordt uitgewist.
6De vreemdelingen die zich bij de Heer hebben aangesloten,
om Hem te dienen en de naam van de Heer te beminnen,
om zijn dienstknechten te zijn,
evenals al degenen die de sabbat onderhouden, hem niet ontheiligen
en vasthouden aan mijn verbond:
7hen allen laat Ik naar mijn heilige berg komen,
en Ik schenk hun vreugde in mijn huis van gebed.
Hun brand- en slachtoffers zijn aangenaam op mijn altaar.
Want mijn huis zal heten: Huis van gebed voor alle volken.’
8Zo luidt de godsspraak van de Heer God,
die het verspreide Israël verzamelt:
‘Anderen zal Ik verzamelen en toevoegen aan hen die reeds verzameld zijn.’
De ontrouwe wachters
9U allen, dieren van het veld
en dieren van het woud, kom en eet.
10De wachters van mijn volk zijn blind
en zijn van kennis verstoken.
Zij zijn als honden, met stomheid geslagen,
niet tot blaffen in staat;
zij liggen hijgend op de grond,
en zijn op hun rust gesteld.
11Het zijn vraatzuchtige honden,
verzadiging kennen zij niet.
Dat zijn de herders, niet tot enig inzicht in staat;
allen gaan zij eigen wegen,
belust op eigen baat, allen, tot de laatste man.
12‘Komaan, ik haal wijn,
en wij gieten ons vol drank.
En morgen gaat het precies zoals vandaag,
meer dan genoeg zal er overblijven!’

