Waarom zo verborgen in bittere tijden?
1
lamed
Waarom, Heer, blijft U zo ver weg?Waarom zo verborgen in bittere tijden,
2nu de boze de arme triomfantelijk opjaagt
en met sluw overleg probeert te vangen?
3De boze pocht op zijn plannen,
juicht om zijn woekerwinst,
de boze spot met de Heer:
4‘Gods woede is ver weg; Hij geeft niet om vergelding;
God zegt mij niets … ’, meer denkt de boze niet,
5en alles loopt in zijn leven voorspoedig.
Uw geboden zijn hem te ver en te hoog;
hij spuwt op iedereen die zich tegen hem keert.
6Hij zegt bij zichzelf: ‘Ik val nooit ofte nimmer’
en vloekt op iedereen die zijn kwaad niet deelt.
7
pe
Hij heeft zijn mond vol bedrog en geweld,zijn tong spelt misdaad en verdriet.
8Achter de muur ligt hij in hinderlaag,
in het verborgene doodt hij de onschuldigen,
zijn ogen loeren op de machteloze.
9
ajin
In hinderlaag ligt hij als een leeuw in de struiken;in hinderlaag ligt hij om de arme te vangen;
hij vangt hem en sleurt hem weg in zijn net.
10Vertrapt en neergeslagen ligt de arme,
machteloos bij zo veel overmacht.
11Hij zegt tegen zichzelf: ‘God vergeet het wel;
Hij verbergt zijn gelaat en ziet nooit iets.’
12
qof
Sta op, Heer; God, hef uw hand op;vergeet toch de arme niet.
13Waarom mag de boze spotten met God
en tegen zichzelf zeggen: ‘Hij geeft niet om vergelding.’
14
resj
Zie en peil alle leed en verdriet,weeg het op uw hand, o mijn God.
Wie machteloos is vertrouwt op U,
U bent voor de wees de enige die helpt.
15
sjin
Breek en verbrijzel de arm van de boze,vergeld hem zijn misdaad – U vindt hem toch wel?
16De Heer is koning voor altijd en eeuwig,
de volken moeten uit zijn land verdwijnen.
17
taw
Luister, Heer, naar wat de arme verlangt,schenk hem weer moed en verhoor hem;
18doe recht aan wezen en verdrukten,
dat geen mens hen uit uw land verjaagt.

