Mijn verlangen gaat uit naar U
\m 1Op naam van David.alef
Mijn verlangen gaat uit naar U, Heer,U bent mijn God.
2
bet
Op U vertrouw ik, beschaam mij niet,laat mijn vijand niet over mij juichen.
3
gimel
Niet degene die op U bouwt,maar degene die U ontrouw is zal te schande staan.
4
dalet
Leer mij uw wegen kennen, Heer;maak mij wegwijs op uw paden,
5
he
wijs mij het spoor van trouw aan U,wees voor mij een meester;
U bent de God die mij redt,
(waw)
ik bouw altijd op U.6
zajin
Heer, denk aan uw barmhartigheiden uw liefde van eeuwen geleden.
7
chet
Vergeet mijn zondenen wat ik verkeerd deed in mijn jeugd;
denk aan mij in liefde,
want U, Heer, bent goed.
8
tet
De Heer is goed, de Heer is rechtvaardig,zelfs zondaars wijst Hij de ware weg.
9
jod
Hij brengt de armen op het rechte spoor,Hij leert hun zijn weg.
10
kaf
Al de wegen van de Heer zijn liefde en trouwvoor wie zijn verbond en geboden onderhouden.
11
lamed
Omwille van uw naam, Heer,zult U mijn schulden vergeven,
al zijn zij nog zo groot.
12
mem
Iedereen die ontzag kent voor de Heerwijst Hij de weg die hij kiezen moet.
13
nun
Daar vindt hij dan blijvend geluk,zijn nageslacht zal het land beërven.
14
samech
Wie ontzag kent voor de Heer hoort tot zijn kring,Hij maakt hun zijn verbond bekend.
15
ajin
Mijn ogen zijn steeds gericht op de Heer:Hij zal mijn voet uit de strik bevrijden.
16
pe
Wend u tot mij, ontferm u over mij,want ik ben hulpeloos, ik ben alleen;
17
tsade
verruim mijn zo benauwde hart,bevrijd mij uit mijn beklemming.
18
resj
Zie mijn kwellingen, zie mijn nood,neem al mijn zonden van mij weg.
19Zie toch hoe velen mijn vijanden zijn
en hoe zij mij met dodelijke haat haten.
20
sjin
Waak over mij en red mij,beschaam mij niet, ik schuil bij U.
21
taw
Als ik dan oprecht ben en zonder bedrog,bescherm mij: ik bouw op U, alleen op U.
22O God, red Israël
uit alles wat hem benauwt.

