Sleur mij niet met de bozen mee
\m 1Op naam van David.Heer, mijn rots, ik roep U aan,
wijs mij niet af door uw zwijgen;
blijf niet onverschillig voor mij
anders word ik als iemand die in zijn graf ligt.
2Luister toch naar mijn bidden en smeken,
wanneer ik om U schreeuw,
wanneer ik mijn handen hef
naar het allerheiligste van uw tempel.
3Sleur mij niet met de bozen mee,
met degenen die kwaad bedrijven;
die woorden van vrede tot hun naasten spreken,
maar boosheid beramen in hun hart.
4En geef hun naar het werk van hun handen,
betaal hun het verdiende loon uit.
5Achteloos gaan zij voorbij
aan de daden van de Heer,
voorbij aan het werk van zijn handen;
Hij haalt hen neer en bouwt hen niet op.
6Gezegend de Heer:
Hij luistert naar mijn bidden en smeken.
7Mijn kracht, mijn schild is de Heer,
mijn hart vertrouwt op Hem:
Hij helpt, en mijn hart gaat juichen,
ik ga Hem prijzen met mijn lied.
8De Heer is de kracht van zijn volk,
de veilige burcht van zijn gezalfde.
9Red uw volk en zegen uw domein;
wees hun herder, koester hen aan uw hart
voor altijd en altijd.

