Hoe dierbaar is mij uw huis
\m 1Voor de leider van de muzikanten, bij de wijnoogst. Op naam van Korachs zonen, een zangstuk.2Hoe dierbaar is mij uw huis,
Heer van de machten.
3Ik word verteerd door heimwee
naar de voorhof en de tempel van de Heer.
Met heel mijn wezen schreeuw ik het uit
van heimwee naar de levende God.
4Zelfs een vogeltje vindt zijn onderdak,
de zwaluw een nest voor haar jongen,
bij uw altaar, Heer van de machten,
mijn koning, mijn God.
5Gelukkig de mens die in uw huis woont:
zonder ophouden kan hij U prijzen.
6Gelukkig de mens die zijn kracht vindt bij U:
hij droomt van opgaan naar U;
7en trekt hij dan door een dorre vallei,
dan wordt ze een groene oase
met lenteregens gezegend.
8Bij elke stap groeit hun kracht:
God gaan zij aanschouwen op de Sion.
9Ach, luister naar mijn smeken, Heer van de machten,
luister, God van Jakob.
10Vestig uw ogen, God, op uw gezalfde,
zie liefdevol op hem neer, ons schild.
11Ja, liever één dag in uw huis
dan duizend dagen daarbuiten;
liever wachten op de drempel van Gods huis
dan wonen in de tent van de bozen.
12De Heer is een zon, de Heer is een schild,
God is liefde en luister:
geen enkel goed zal de Heer onthouden
aan degenen die eerlijk zijn wegen gaan.
13Heer van de machten,
gelukkig de mens die op U vertrouwt.

