Spreek mij vrij, ik ben onschuldig
\m 1Klaaglied op naam van David, de Heer toegezongen vanwege de woorden van Kus, een Benjaminiet.2Heer mijn God, ik wil bij U schuilen,
red en bevrijd mij van al mijn achtervolgers.
3Laat ze mij niet wegsleuren als een leeuw,
in stukken scheuren en – waar is mijn redder?
4Heer mijn God, als ik ooit zoiets deed:
als er boosheid aan mijn handen kleeft,
5als ik ooit een vriend onrecht deed,
of een vijand liet gaan zonder te straffen,
6dan mag de vijand mij achtervolgen en vangen,
mij nog levend vertrappen tot in de grond,
en mijn glorie door de modder sleuren.
7Sta op, Heer, in uw woede,
kom in verweer nu mijn vijand U ergert;
word wakker, o God, roep de vierschaar bijeen;
8wijs de rij van naties hun zetels rondom U
en neem zelf plaats op het podium daarboven.
9De Heer zal rechtspreken over de volken.
Heer, doe mij recht, want ik ben deugdzaam,
spreek mij vrij, want ik ben onschuldig.
10Vernietig het kwaad van de bozen,
en houd de rechtvaardige overeind.
Een rechtvaardige God is Hij
die hart en nieren doorproeft.
11God is het schild dat mij beschermt,
Hij redt de oprechten van hart.
12God is een rechter die rechtvaardig is:
elke dag opnieuw vaart Hij uit tegen het kwaad.
13Telkens weer scherpt Hij zijn zwaard,
spant Hij zijn boog en legt hem aan;
14dodelijke wapens brengt Hij in stelling,
Hij maakt van zijn pijlen brandende schichten.
15Zo gaat het: wie kwaad ontvangt en onheil draagt,
zal teleurstelling baren;
16spitten en graven aan een kuil voor een ander
betekent een kuil voor jezelf;
17dat onheil valt op je eigen hoofd,
een slechte daad komt neer op je eigen schedel.
18Ik prijs de Heer om zijn rechtvaardigheid;
ik bezing de naam van de Heer,
de naam van de Allerhoogste.

