Ik prijs U met heel mijn hart;

onder het oog van de goden zing ik een loflied op U.

2Ik buig mij diep naar uw heilige tempel,

ik prijs U voor uw liefde en trouw;

groter dan verwacht is uw naam, is uw woord:

3nauwelijks riep ik of U hebt geantwoord,

en levensmoed in mij opgeroepen.

4Alle vorsten van de aarde, Heer, moeten U prijzen,

wanneer zij vernemen wat uw mond heeft gezegd.

5Zij moeten de wegen van de Heer bezingen,

want de glorie van de Heer is groot.

6De Heer ziet de onderdrukte, hoe verheven Hij ook is;

hoe hoog Hij ook staat, Hij zorgt voor je van ver.

7En als ik verder ga, van alle kanten bedreigd,

dan houdt U mij in leven, vijandige woede ten spijt;

U strekt uw hand naar mij uit,

uw rechterhand brengt mij redding.

8Heer, die voor mij opkomt,

uw liefde kent geen grenzen:

Heer, laat wat uw hand gemaakt heeft niet in de steek.