Waarom roemt u uw wangedrag?
\m 1Voor de leider van de muzikanten. Een kunstig lied op naam van David: 2toen Doëg, de Edomiet, Saul was komen melden: ‘David is het huis van Achimelech binnengegaan.’3Waarom roemt u uw wangedrag,
hoge heer die God bespot?
4U bent voortdurend uit op misdaad,
uw tong is zo scherp als een scheermes, bedrieger.
5Boven deugd hebt u ondeugd verkozen
en leugen boven eerlijke taal;
6verwarring stichten, daar houdt u van,
met uw tong vol bedrog.
7Maar God krijgt u klein, voorgoed;
Hij grijpt u en sleurt u weg uit uw tent,
Hij woelt al uw wortels omhoog,
los uit de aarde die leven geeft.
8Vol ontzag zien rechtvaardigen dit aan,
ze zullen om hem lachen:
9‘Dat is nu de mens die God niet erkent als zijn veilige vesting;
hij vertrouwt op zijn overvloed
en door misdaad maakt hij zich sterk.’
10Maar ik ben als een groene olijfboom,
die in het huis van God staat:
ik vertrouw op de liefde van God
voor altijd en voor eeuwig.
11Ik zal U voor altijd danken,
omdat U zo krachtig bent opgetreden;
ik zal U verkondigen
in het bijzijn van al uw getrouwen.

